Ook met een nieuw, eventueel zeer rechts kabinet moet het linksgeoriënteerde stadsbestuur met de nationale politiek blijven samenwerken om problemen voor ondernemers op te lossen, benadrukt Kees Noorman, directeur van ondernemersvereniging ORAM.

Tekst: Marlou Visser
Vanaf de dertiende verdieping van het Havengebouw waar ondernemersvereniging ORAM is gevestigd, heb je een fenomenaal uitzicht over de stad. Je ziet niet alleen de grachtengordel, het IJ en de Zuidas, maar ook de rokende schoorstenen, energie-opslagloodsen en windmolens van het uitgestrekte havengebied. Demissionair minister Mark Harbers van Infrastructuur gaf vrijdag een speech op het Havengildediner, om het belang van de Amsterdamse haven te onderstrepen. De gemeente ziet hier namelijk grootschalige woningbouw voor zich. Noorman (59) is daar heel kritisch over.

Is het niet logisch dat bedrijven langzaam plaats moeten maken voor de groeiende bevolking?

„Natuurlijk, dat is in de geschiedenis ook altijd gebeurd. Wij zitten nu bijvoorbeeld in het Havengebouw, terwijl het havengebied een stuk westelijker is. Toen de stad dit gebied transformeerde zijn er dorpen aan de westkant van de stad onteigend en is daar een groot havengebied ontstaan. De stad rukt op en bedrijven verplaatsen zich. Nu heeft de stad plannen om grote bedrijventerreinen te transformeren naar woonwijken, maar er is geen alternatief voor de ondernemers die daar zitten. Daar moet je flankerend beleid voor maken, de ondernemers een alternatieve plek aanbieden.”

Heeft het stadsbestuur daar onvoldoende oog voor?
„Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Voor dit college is wonen een prioriteit, en al het andere moet wijken. Ik begrijp die behoefte aan woonruimte, maar er moet ook ruimte zijn voor bedrijvigheid. Bedrijven moeten zich hier ook welkom voelen en daar schort het nogal aan.”